bladzijde 77 78 79

Zij bracht hem heur hoveken in.
Gold zulks niet een blijzaam begin?
Zij kriepte content:
Wèlgekomen, mijn vent!
Ai, wat hebt gij een haar aan uw kin…
Beer! Beerken!
Och-arme…

De beren dansten.

Rusteloos.

Schepene Fonteyne zijne tronie zag kreeftrood en glinsterde van het zweet en zijn paruik schoof weerbarstig op één oor.

Ze vlijde hem pront in haar polk.
Hij snorkte er zoo luid lijk een kolk.
Bagijn hoorde ernaar:
Meende: Ei, dat vaart raar
Met dat heilige paterkesvolk!
Beer! Beerken!
Och-arme…

Mijn-Heer Vercuyck’s stem had een geluid alsof er dik lijnwaad gescheurd wierd en hij lichtte de spitse knieën telkens tot op navelhoogte en zijn perkamenten aangezichtshuid behield den van oudschen plooi. De stadsschrijver stampte alsof hij entwat boosaardigs onder de hielen brijzelen wilde en hij zong met stooten en snakte naar adem.