„Zo kreeg Eekhout (volgens afspraak met Callenbach op 9 juli 1940) voor zijn Pastoor Poncke ƒ3.000 contant voor opname in de Nobelreeks, terwijl voor de verkoop buiten de reeks ƒ0,30 per exemplaar zou worden betaald.
Hier is een stuk weggelaten.
Toen Poncke in 1941 verscheen had Callenbach inmiddels 165.000 abonnees. Eekhouts bestseller werd gedrukt in een eerste oplage van niet minder dan 194.859 exemplaren. Omdat in die tijd het loodzetsel na een drukgang van 50.000 tot 60.000 exemplaren onbruikbaar was, moest het boek drie, mogelijk zelfs vier keer gezet worden. De prijs voor de abonnees was ƒ1,47, die van de gebonden uitgave in losse verkoop ƒ3,05 en ingenaaid ƒ2,25. Nog in 1942 verscheen van Pastoor Poncke een herdruk met een oplage van 4.013 en een derde druk van 6.645 exemplaren, die dat jaar allemaal verkocht werden, zodat in februari 1943 een vierde en in maart 1944 een vijfde druk werd opgelegd, van respectievelijk 6.570 en 4.010 boeken. Buiten de Nobelreeks verschenen zodoende aan herdrukken gedurende de oorlogsjaren 21.238 Poncke-boeken, in totaal zijn er 216.097 verschenen. (Het boek werd in 1962 als pocket nog een keer op de markt gebracht in een oplage van 10.000.)
Hier is een stuk weggelaten.
Van Poncke kan eveneens dankzij deze cijfers uit de bedrijfsadministratie van Callenbach de omvang van Eekhouts honoraria bij benadering berekend worden. Hoewel we het aantal ingenaaide en gebonden exemplaren niet weten en evenmin het aantal auteurs- en recensie-exemplaren moet Eekhout voor Poncke in totaal van 1941 tot 1944 aan royalty ƒ15.300 hebben ontvangen plus ƒ3.000 voor het afstaan van het manuscript voor de reeks, in totaal bij benadering ƒ18.300, omgerekend naar de koopkracht anno 2013 levert €117.815 op.”