Einde

Katrijne:

— Wie zou niet uit zijn lood raken als men u vertelt, dat in ’t korte de wereld vergaat!

— Wat verluidt ge me daar?

Elkendeen in Damme zegt het… Pruyck zegt: — Er zit ’s nachts een sterre in de lucht met een staart. Nu wéét ge ’t.

— Het einde van de wereld nabij…, zegde Pastoor Poncke traag. En balsemend: — Och, gij behoeft voorloopig niet vervaard te zijn. Nochtans — wèlk einde vermeent gij?

— Is er méér dan één?, vraagde Katrijne verbaasd.

— Héé, twéé zijn er—, twéé, sprak Pastoor Poncke diepzinnig. — Het groote wanneer ìk verschei, het kleine wanneer gìj sterft, Katrijn.

bladzijde 178-179