Kat

— Wat schort er, Katrijne, dat gij zoo tekeergaat?

— Ah, die leelijkaard van een Moorke!

— Leelijkaard, Katrijne-dochter? Waarom?

— Omdat hij ’ne halve schellevisch heeft gestolen, brieschte de maarte, en op een schotel duidend: — Of is dit soms een hééle schellevisch? Alsof ik hem tekort doe, alsof ik hem niet van de straat heb opgeraapt, alsof ik hem niet lijk een lieve-bloed behandel. Corneel zegde de waarheid. Corneel zegt: — Gij kunt een kat verknuffelen zooveel gij het verkiest — ze blijft een kat, een geniepigaard, een valscherik, zegt Corneel. Maar ik wilde daar niets van hooren. Moorke is geen kat gelijk alle katten, zegde ik Corneel. Maar Corneel zegde: — Een kat is geen hond, ik verwittig u! Ah, leelijke schellevischdief!, dreigde zij het op een stoelzate knip-oogend Moorke.

Katrijne, mijns erachtens beticht gij Moorke op bijster lossen grond. Strijk niet re rap vonnis. Stond dat venster alsaan open? — Ik ben geen seconde uit mijn keuken geweest. Ik ga efkes naar den kelder, keer weêrom en vind dìt. Geen ander dan Moorke heeft de diefte gepleegd. Het is om zot te worden.

Katrijne, hebt gij Moorke deez’ morgen op de schaal gezet?

— Ja, en ik weeg hem nooit meer. Ik trek mijn hand van hem af. — Katrijne, hoeveel wóóg Moorke?

— Zeven onsen, als gij het weten wilt. Maar wat heeft dat ermede te maken?

— Mogelijk veel, Katrijne. Zeg mij eens: hoeveel woog de schellevisch?

Pront veertien onsen, zegde Katrijne vol onwil.

— Héé, sprak Pastoor Poncke verrast, — de helft van veertien onsen behelst zeven onsen. Lang mij de schaal, beval hij. Schóón. Danke. Ik bied u een experiment, dochter-Katrijne, van het zuiverste water. Moorke is voorzeker onschuldig. Een vreemde kat is de roover, profeteer ik u. Lang mij thans de overgebleven helft van de schellevisch. De helft weeg zeven onsen, nietwaar?

Peinst ge, dat ik niet wegen kan?

— Niet zoo onstuimig, mijn dochter. Heeft Moorke recht op een pleiter of niet? Lang mij Moorke, Katrijne.

De maarte gehoorzaamde stuurs.

Katrijne, ge gedraagt u onrechtvaardig, geloof mij. Zie, ik doe Moorke op de andere schaal. Moorke van zeven onsen. Ei, wat geschiedt er, Katrijne. De schaal balanceert, de naald wijst het middenste cijfer. En nu vraag ik u in gemoede: is Moorke schuldig of niet schuldig? Nìet schuldig, Katrijne. Want wanneer dit uw Moorke is, waar is dan het verdwenen schellevischstuk? En wanneer dit het verdwenen schellevisch-part verbeeldt, wáár wijlt uw Moorke?

bladzijde 232-233