Beenderen

En wie waagt er te zeggen, dat de boeren dom zijn? Ik bied u daar een historie van, luister. Een boer en een edelman kwamen gebeiden over het kerkhof en langs het knekelhuiske. Daarbinnen ontwaarden zij een geduchten stapel beenderen. Toen vraagde de edelman den boer, of deze vermocht te onderscheiden wèlke beenderen stamden van édellieden en wèlke van boèren. De boer vond geen antwoord. De edelman zegde hem: — Wat zijt gij, boeren, toch ganzen; weet gij niet, dat de witte den edelman kenbaar maken en de zwarte en grove den boer? De boer en de edelman nu, wandelden verder, verlieten het kerkhof en bereikten de galgplaats, alwaar eenen menigte van witte knoken t’hoope geworpen waren. En de boer zegde, wijzend: — Heer, ge waart in uw recht, thans zie ik helder dat dat witte beenderen zuiver den edele luyden gehoorig zijn…

bladzijde 138-139