KRONIEK VAN HET PROZA
Bemoeienissen met een „muurbloempje”
Het plateau-van-Coolen
Toen we eenigen tijd terug Jan Eekhouts „Tijl Uilenspiegel” bespraken, konden we niet anders dan waardeerende woorden vinden voor de prachtige figuur van pastoor Voghels, die Eekhout rond Tijl in dit boek geschapen had. Men proefde hoe, meer nog dan de figuur van Maaike-moer, dezen pastoor de warme liefde van zijn auteur had meegekregen In zijn hartstochtelijk pogen een mensen van levend geloof te scheppen. Nu dit boek met de maanden vérder van ons is komen af te staan, bewijst het feit, dat juist dié passages, waarin Pastoor Voghels en Tijl de handeling dragen, het zuiverst boven onze herinneringsdrempel leven, hoe zeer dit Eekhout is gelukt. Tijl kreeg tegen den achtergrond van dezen pastoor de grootheid die hij behoeft, omdat Tijl nu eenmaal niet kan leven binnen de benauwdheid van een Christendom, dat te zeer naar den letter geleefd wordt. Paap Voghels brak voor dat schichtige veulen dat Tijl heet, de hekjes die de vurigheid in dit edele dier dreigden te dooven en opende de wijde oneindigheid, waarin hij God tegemoet kon draven.
Eekhout vergat niet dat kleine kettersche aureooltje boven dezen pastoor te schilderen, dat de formalisten immer figuren van dit soort zal toedichten. De formalisten hebben nu eenmaal hun „rust” gevonden, die sterk verankerd ligt tusschen bepaalde tittels en jota’s en dengene, die oorzaak mocht worden dat de grondslagen van hun schamel leven ook maar één moment aan wankelen gaan, slingeren zij in uiterste gemakzucht meteen maar hun zwaarste projectielen, te weten ban-bliksems toe!
Eekhout bracht op een bijna sublieme wijze relief in de teekening van dezen pastoor en we hoopten bij die gelegenheid van ganscher harte dat hij er al teekenend zoo’n smaak in gekregen zou hebben, dat spoedig een confrater van pastoor Voghels de hoofdfiguur van een nieuwe roman zou worden.
Vlugger dan we durfden hopen heeft Eekhout „Pastoor Poncke” tusschen de bladzijden geschoven en vlugger dan noodig was heeft hij ons een kleine ontgoocheling bereid, want ongetwijfeld zouden beiden pastoors, zoo zij elkander op een pastoors-kransje konden ontmoeten, elkaar als „confrater” begroeten maar „broeders naar den geest” zijn zij beslist niet!
Eekhout liet als opdracht in dit boek drukken: voor Antoon Coolen. En eigenlijk bewijst dit alles.
Het werd u warm om het hart, telkens weer wanneer u bemerkte hoe bij elk nieuw boek van dezen Eekhout zijn proza van edeler en sterker gaafheid werd, hoe langzamerhand de zekerheid rees dat deze man het proza zou verlossen uit de rol van muurbloempje, die het moest gaan vervullen niét omdat het te klagen had over het aantal maar wél over de kundigheid van de danseurs die het ten dans voerden. Eindelijk weer eens een man, die het zijn scherpe en gedurfde rythme zou opleggen en het in een dans voeren van wervelende, gespannen gratie. Er was een wilde opgang in het proza van Eekhout en juist de spanning om dit gaan naar de toppen bond uw belangstelling zoo zeer aan dezen schrijver. Nu dreigt Eekhout echter het heimwee naar de toppen te vergeten en genoegen te nemen met een plateau. En het is niet alleen om de opdracht dat wij dit het plateau-van-Coolen willen noemen!
Pastoor Poncke noemt aan een banket Luther een man van wijsheid, geloof en moed en hij verdedigt dit aldus:
„Wijs, waar hij de Kerk op haar feilen wees, die inderdaad bestonden in dien tijde. Gelóóf, waar hij in de spraak zijns lands de bijbelboeken overzette. Moed, èn wijsheid èn geloof, waar hij alle gramte braveerend, zijne vijf en negentig stellingen tegen den aflaat-sjacher op de kerkdeur binnen Wittenberg kleefde en later de grooten binnen Worms onder de oogen trad. Hadde ik ten dien tijde geademd, ik had nevens hem willen staan voor keizer en prelaten — want hij taalde vanuit het heilig Recht. Het spijtigst acht ik: het onbegrip der Kerk jegens Martijn, die aanvankelijk geen ontrouw beoogde”. 72
Pastoor Poncke moest eigenlijk de bitterste verwijten richten aan het adres van Eekhout, want deze man had het in zijn macht om hem ten tijde van Luther te laten leven of desnoods in onzen tijd, die even groot dreigt te worden. De grootste problemen die nu in het leven van dezen pastoor schuiven zijn een paar eksteroogen, een Voltairiaansche apotheker en een godloochenende baljuw. Eekhout moest toch begrijpen dat hij verzaakte aan zijn waarlijk groot schrijverschap nu hij Pastoor Poncke den kans ontneemt om naast Luther te staan; m.a.w. nu hij de oogen sluit voor de groote problemen, die hier en nu het volk overspoelen en om oplossing vragen. Problemen, die vragen om de geroemde eigenschappen: moed èn wijsheid èn geloof, die de schrijvers dit volk vóór moeten leven in hun boeken. Een gezegend talent legt den schrijver nu eenmaal zekere verplichtingen op die uit moeten gaan boven de betrekkelijkheid van de meest-gelezen schrijver te zijn.
Jan Eekhout is ongetwijfeld op een hoogte dat hij in staat is een even indrukwekkende en veelgelezen rij boeken te schrijven als Antoon Coolen, maar hij dreigt even vast in de klei van Damme te zuigen als Coolen in de klot van de peel. In beide gevallen is de atmosfeer te zompig geworden om niet direct het vuur en het élan te blusschen, dat noodig is om te „talen vanuit het heilig Recht”, zooals pastoor Poncke wilde doen in navolging van Luther, maar waartoe hij den kans niet kreeg.
Misschien vergeten wij de vele goede woorden te zeggen, die toch nog over dit boek te zeggen zijn. Dit komt dan omdat wij teleurgesteld zijn daar wij in het schilderij van pastoor Poncke de rake opzet van het schetsje van pastoor Voghels niet meer terug konden vinden.
Want waarom droeg Eekhout zijn boek niet aan Felix Timmermans op? Eerstens ligt Lier dichter bij Damme dan Deurne en als het eindelijk dan tóch over pastoors moet gaan, is me de volkomen simpele en heilige „pastoor uit den bloeiende wijngaard” oneindig veel liever dan alle pastoors van Coolen en Eekhout bij elkaar.
En Felix Timmermans zal heusch zijn wijde kring van bewonderaars niet schichtig maken door andersoortige boeken te gaan schrijven dan breede lofspraken op het „plezante Vlaanderland”, waar het immer nog goe-leven is met gerstebier en vette hesp. Een gelukkige „vergissing” als de Boerenpsalm99-100 nemen we dan daar maar tusschen door en het is meteen oorzaak dat bij de oprechte minnaars van het proza toch altijd nog dat laatste sprankje hoop blijft leven op een boek, dat bloedwarm van een rijp leven is afgeschreven; een boek, dat gloeiend nieuw zal zijn tusschen de sloome rij van boeken-voor-de-gaap, die nog altijd dit land overstroomt.
„De Familie Hernat” zal op geen enkele wijze de Timmermans-cultus in gevaar brengen. Het is „one hundred procent Timmermans”: de liefhebber zij gerust! Baron Stefan Hernat heeft uit de Hongaarsche poesta één druppel zon in zijn bloed meegedragen naar het milde Vlaanderen en hoe die druppel zon blijft leven in zijn geslacht vormt de draad voor dit sappige verhaal.
Men vraagt zich wel eens af, wat het lot van dergelijke literatuur zal zijn. Als literaire „evenementen” zullen zij beslist geen eeuwen trotseeren, want alleen een vermiezerd proza-tijdperk als dit waarin wij leven, blijft deze boeken binnen het heiligdom van de kunst dulden. En wij betwijfelen zeer sterk of ook hun roem als „volksboeken” lang zal duren. De werken van Conscience b.v. worden gedragen door een onderstroom van felle strijdbaarheid en het leven is er in zoo werkelijk, dat altijd het volk naar deze boeken zal blijven grijpen.
Het is te hopen, dat Jan Eekhout geen verdere aanleiding zal geven om zich in één adem vernoemd te zien met Timmermans. Eekhout móét zich herinneren, dat ook nog het proza naar een hoogte gestuwd moet worden als waarop Marsman en Buning de poëzie binnen dit tijdperk brachten. In „Pastoor Poncke” liggen nog kansen; iets dat men van de „Familie Hernat” niet meer zeggen kan…
De papier-schaarste is oorzaak dat de staart van dit artikel, die nu eens geen venijn maar wel vreugde om een sterk boek van Jef Last moest bevatten, u als een vervolggerecht opgediend wordt.
BRUNO WEYKAMP.
Jan H. Eekhout:
Pastoor Poncke.
Uitgave: G.F. Callenbach n.v., Nijkerk.
Felix Timmermans:
De Familie Hernat.
Uitgave: P.N. v. Kampen en Zn., A’dam.