de personen
- Pastoor Benedictus Poncke
-
-
hoofdpersoon
-
pastoor, priester, goede herder en paap van Damme
-
ook wel Dictus genoemd
-
of Benedict
-
houdt erg van wijn
-
Franciscaan
-
heeft een hekel aan doctooren
-
meent dat dieren de hemel beërven
-
houdt erg van zwaluwen
-
overlijdt den drij-en-twintigste van Lente-maand Anno Domini 1786
- Mijn-Heer Spiessens
-
- Pieter de Coninck
-
- Katrijne Celestine Houwaert
-
- Socrates
-
- Corneel Caboor
-
-
tuinman van Pastoor Poncke
-
grafmaker
-
ook wel Cornelis genoemd
-
bultenaar met zijne eeuwige spade over den schouder
-
zoekt oplossingen voor de vereeuwigingen van Socrates
-
spreekt regelmatig met Katrijne
- Pruyck
-
-
klokkeluyder van de Onze-Lieve-Vrouwe
-
spreekt wel eens met Katrijne
- Melanie en Roozeke Ruttaert
-
-
twee rijke gezusters
-
vaak aanwezig bij de vroegmis
-
kwezels (vooral Melanie)
-
Melanie heeft een romance tussen Roozeke en Mijn-Heer Koeckaert verijdeld
-
Melanie overlijdt
- de nonnekes van het Heilige Hart van het Sint Jansgasthuis
-
-
wonen de vroegmis bij
-
verplegen de zieken en bidden voor hen
-
wonen uitvaarten van armen bij
-
helpen de armen
- Mijn-Heer René Koeckaert
-
- Mijn-Heer-de-Baljuw Hemerijck
-
-
Baljuw van Damme, ambtenaar die met de rechtspraak belast is
-
woonachtig in de Reigerstraat
-
gehuwd met de Baljuwin
-
goede vriend van Pastoor Poncke
-
ongodist
-
is machtig gebuikt
-
krijgt per testament Socrates onder de veilige hoede en verder zijne boeken en zijne door zijn hand gewrochte geschriften
- Me-Vrouwe Isabella ten Hoogdaele
-
-
Baljuwin, getrouwd met de Baljuw
-
pleegt een robijnenketen te dragen rond den hals
-
viert haar naamdag
-
een schoone vrouw
-
speelt clave-cimbel
- Eerste Schepene Alexander Fonteyne
-
- Mieke Musschenschrik
-
-
bijgenaamd de tooveres van Damme
-
ook wel Mieke Marol genoemd
-
een voormalige rijkemansdochter
-
wordt ziek en gaat dood
- Mijn-Heer Notaris Antonius Gerardus Vercuyck
-
- Lode
-
- Sanderken Teirlinck
-
-
snijderken der armen van Damme
-
is heftig ontwricht door de zelfmoord van zijn tweelingbroer Cyriel
-
heeft vrouw en kind verloren
-
verhangt zich, evenals zijn broer
- Cyriel Teirlinck
-
-
tweelingbroer van Sanderken
-
was snijdersgast binnen Gent
-
heeft zich verhangen
- Eulalie
-
- Cordulake van Melsen Broncke
-
-
jonge vrouw, waarover tijdens de oogst gesproken wordt: een djent dingske, zij bindt mij alsaan op de hielen en lonk-oogt als ik mij ’t zweet uit de oogen strijk
- Meele
-
-
een vrouw die juist te midoogst op kindbed ligt
- Nelle
-
- Mijn-Heere Laresse
-
- Jaak de groenselier
-
- Krimpaert
-
- Trienelle
-
- Schalle
-
- Treeze Luiskop
-
- Lamme Leene
-
- Sarel
-
-
een oudere man die een mes heeft opgeraapt van een doodgevallen leidekker
- Tist
-
- Moorke
-
-
een verzworven katerke dat de pastorij kwam binnenwandelen
-
gebruikt door Pastoor Poncke om de aandacht van hem af te leiden
- Medardus
-