de Vlaamse woorden met een R
- raaskallen
- onzin uitslaan
- rabouw
- schurk, landloper, ruw losbandig persoon (ook wel rabauw)
- raden
- verleden tijd: rieden
- ramponeeren
- rampeneren = beschadigen, vernielen
- rap
- snel
- rapte
- snelheid
- ras
- snel, zoo ras = zodra
- ree
- klaar
- reesem
- reeks, tros, grote hoeveelheid
- reeuw
- schuim op de lippen van een stervende, doodszweet
- refter
- eetzaal in een klooster
- regiem
- bewind
- rellen
- met veel gerucht
- remplacant
- vervanger
- reppen
- haasten; spreken
- respijt
- onderbreking, uitstel
- resten
- overblijven
- reverentie
- eerbieding ontzag
- rijf
- houten hark
- rijzig
- lang
- ril
- groef
- ringsom
- om zich heen
- rochten
- geraken
- roede
- buigzaam takje, gesel
- roer
- geweer
- roomer
- beker
- root
- rij
- ruchtig
- luidruchtig
- ruin
- ontmande hengst