- zate
- zitplaats, stoel, zetel
- zeel
- klokketouw
- zeen
- pees, zenuw
- zeernis
- pijn
- zemelen
- zeuren
- zenith
- hoogste punt
- zerp
- zuur
- zicht
- kleine zeis
- zichten
- maaien
- zielskrankte
- geesteszieke
- zien
- zaagt = zag
- zijgen
- neerzinken
- zijpen
- druppelen
- zomermaand
- juni
- zooseffens
- zostraks, zonet
- zot
- gek, vreemd
- zweeragie
- ontsteking, zweer
- zwijn
- varken