het testament

Ik, Poncke, Benedictus, Pastoor binnen de Parochie Damme in Vlaanderen, Bedienaar des Altaars in de Onze Lieve Vrouwe-kerk aldaar, zijnde krank ten doode, maar niettemin nuchter bij zinnen als wellicht nimmer tevoor en deshalve in het volledig bezit van mijn geheugen, doe op heden vanuit mijne sponde mijn uitersten wil kennen en eisch, dat na mijnen dood, de hieronder te openbaren schikkingen zonder hapering worden uitgevoerd:

Dit is mijn uiterste wil, ten getuige waarvan mijne naamteekening strekke, hieronder gedeponeerd op den den drij-en-twintigste van Lente-maand Anno Domini 1786.

Pastoor Poncke

———

254-258