de Latijnse spreuken

Vale
Blijf gezond; vaarwel. 20, 28, 161, 205, 223
Ite missa est
Gaat, de mis is volbracht. 21
Sobrii estote et vigilate.
Houdt uwen geest helder en waakzaam. 22
Labora sicut bonus miles Christi.
Arbeid als een goed soldaat van Christus. 22
Silentium.
Zwijg. 23, 65, 70
Prohibe linguam tuam à malo.
Hoedt uwe tong voor het helsche. 26
Nomen est omen.
De naam is een voorteken 26
Qui nescit dissimulare, nescit regnare.
Wie niet veinzen kan, kan niet heerschen. 29
Nil desperandum.
Men wanhope nimmer. 30
Festina lente
Haast u langzaam. 30
Accidit in puncto, quod non speratur in anno
In één oogenblik gebeurt, wat in geen jaar verwacht werd. 32
Si Deus pro nobi, quis contra nos?
Als God met ons is, wie zal dan tegen ons zijn? 34
Vigilate!
Waakt! 34
Ora et labora.
Bidt en slameurt. 39
Mea culpa.
Ik beken schuld. 43, 93
Pulvis es et in pulverem reverteris
Stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeeren. 49
Anno Domini
Het jaar onzes Heeren. 53, 258
Quid faciendum?
Wat verlangt gij? Wat moet er gedaan worden? 55
Carpe diem
Pluk den dag. 62
Nullus amicus magis liberat, quam liber.
Geen vriend schenkt mij grooter vermaak dan de boeken het mij doen. 64
Neque enim disputari sine reprehensione potest.
Zonder tegenspraak is alle discussie onmogelijk. 65
Tentare licet.
Beproeven is geoorloofd. 67
Sic itur ad astra.
Aldus stijgt men naar de sterren. 68
Ad fundum!
letterlijk: tot den bodem; gezondheidswensch; gezondheid! 69, 260
Homo sum et nihil humani a me alienum puto.
Ik ben een mensch en niets menschelijks is mij vreemd. 73
Vivat.
Leve. 75, 167, 204
Leve sit, quod bene fertur onus.
Licht is de last, wanneer men hem bekwaam torst. 83
Ubi non est mulier, ibi ingemiscit aeger.
Waar geen vrouw is zucht de kranke. 83
Pecuniae oboediunt omnia.
Alles gehoorzaamt het geld. 84
Crux ancora vitae.
Het Kruis is het anker des levens. 90
Boni pastoris est tondere pecus, non deglubere.
Het betaamt een goeden herder wel, dat hij zijn schapen scheert, niet dat hij ze vilt. 94
Nullum sine auctoramento malum est.
Elk kwaad bezit zijn goede zijde. 95
Dei dicere est facere.
Gods zeggen is doèn. 99
Vade retro, Satanas.
Wijk vàn mij, satan! 108
Soli Deo gloria
Aan God alleen de eer. 109
Proficiscere anima christiana…
Vertrek, Christene ziel… 118
Finis coronat opus.
Het einde kroont het werk. 119
Domine! quid me vis facere?
Heer, hoe moet ik handelen? 120
Mors honesta vitam etiam turpem exornat.
Een eerlijke dood siert zelfs een schandelijk leven. 124
Homo sum.
Ik ben een mensch. 124
Pro hoc mihi debetur cyathus.
Hiervoor komt mij een kelk wijn toe. 125
Peccavi!
Ik heb gezondigd. 129
Domine, miserere super peccatore.
Heer, wees den zondaar genadig. 129
Principis est virtus maxima nosse suos.
De voornaamste verdienste van een vorst bestaat in diens kennis van zijn onderdanen. 130
In nomine Domini sit fit, zie dit artikel omne malum.
In den naam des Heeren bedrijft men alle boosheid. 138
Os, quod mentitur, occidit animam.
De mond die leugen spreekt, doodt de ziel. 138
Nisi efficiamini sicut parvuli, non intrabitis in regnum coelorum.
Indien gij niet gelijk de kinderen word, zult gij het Koninkrijk Gods niet binnentreden. 147
Flagellum Dei.
Geesel Gods. 154
Mala tempora currunt.
Het zijn slechte tijden. 156
Ante fores Gehennae stat Misericordia, et nullum misericordem in illum mitti carcerem permittat
Voor de hellepoort staat de Barmhartigheid teneinde te verhinderen, dat een mild man in het helsch gevang belandt. 162
Eleyson!
Verhoor ons! 162
Sana in corpore sano.
Een gezonde geest in een gezond lichaam. 165
Nemo ante obitum beatus dici potest.
Prijs niemand gelukkig alvoor hij zijn leven beëindigd heeft. 166
Valete.
Gegroet. 170, 261
Pater sum, ergo cave. Qualis vita, finis ita. Furca vacua, et silva latronum plena.
Ik ben pastoor, dus hoedt u. Zooals men geleefd heeft, sterft men. De galg is leeg en het bosch is vol dieren dieven, zie dit artikel. 176
Dum spiro, spero.
Zoolang er adem is, is er hoop. 178
Hunc deridendum vobis propino!
Ziethier, gijlieden, deze bespottelijken sinjoor! 187
Laudáte Dóminum, omnes gentes; laudáte eum, omnes pópuli! Quóniam confirmáta est super nos…
Looft den Heere, alle heidenen, prijst Hem, alle natiën; want Zijn goedertierenheid is geweldig over ons… Psalm 117. 188
Perpetus vincit, qui utitur clementia.
Wie zachtmoedigheid betracht, overwint immer. 190
Vox populi, vox Dei
De stem van het volk is de stem van God. 191
Mundus vult decipi
De wereld wil bedrogen zijn. 195
Cura ut valeat.
Zorg, dat het u goed gaat. 203
Petra
Petra: rots. 204
Noli turbare circulum meum.
Wil niet mijn kring verstoren. 210
O Sancta Sobrietas!
O, Heilige soberheid. 220
Omnio caro foenum.
Alle vleesch is hooi. 239
Usque adeone mori miserum est?
Is sterven zulk een jammerlijke zaak? 245
Dum licet obducta solvatur fronte senecus.
Dat de grijsheid vroolijk weze zoolang zij het nog vermag. 245
Dum spiro, spero
Zoolang er adem is, is er hoop. 245
Age nunc, finis meorum annorum…
Kom thans, einde mijner jaren… 250
Feminis lugere honestum, viribus meminisse.
Der vrouwen gevoegt treurnis, den mannen herinnering. 250
Relegentem esse oportet; religiosum nefas.
Men moet zich godvruchtig gedragen, niet femelachtig. 251
Quid sine pectore corpus?
Wat is het lichaam, waar geen kracht meer in is? 253
Omnia mea mecum porto.
Mijn gansche have draag ik met mij. 254
In primis.
Ten eerste. 254
Item.
Het volgende punt. 254
Morituri te salutant.
Zij, die gaan sterven, groeten u. 260
Viso Poncke vidisti omnia.
Hebt gij Poncke gezien dan hebt gij alles (te Damme) gezien variant op de uitspraak van den filosoof Toxaris, een uitspraak omtrent Solon en Athene. 260
Tetrica sunt dissipanda jocularibus!
Verdrijf de droefenis door opgeruimdheid. 261
Bibe laete cum pastore tuo!
Drinkt vrolijk met uwen herder! 261
Denique coelum…
Eindelijk de hemel. 263