Gelijk ik hier vóór u rijs met mijne zestig jaren…
Mijn-Heer Vercuyck schraapte schrikkelijk de keel:
— Verschooning. Mijn memorie raadplegend, herinner ik mij, dat vóór een groot jaar gij mij reeds verhaaldet zestig jaren te torsen…
— Héé, Mijn-Heer Vercuyck, ik ontstrijd u dit niet. Maar een man is een man en woord is een woord. Hoe zoudt ge wel over mij peinzen, wanneer ik thans solemneel verklaarde één God te erkennen en u over een jaar zegde er negen op na te houden… ?
bladzijde 70