— Verschooning, sprak Mijn-Heer Vercuyck, — Betaamde het u niet eerder te paard te rijden?
— Om welke reden, Notarius?
— Uit oorzaak van deemoed, dunkt het mij. — Acht gij den Heere Jezus niet uw meerdere? Ik geheug mij, dat Christus op een ezelke naar Jerusalem reed en er Zijnen intocht maakte.
— Héé, mijn Vriend! Wie verluidt u, dat ik, poovere knecht des Heeren, naar Jerusalem ben gereden of rijden zal? Brugge is steeds mijn verst afgelegen wit geweest en zal het blijven.
bladzijde 76