Pastoor Poncke wil een nieuwe ezel kopen en onderhandelt met een verkoper.
Mijn vriend, het rechteroor hangt slutser dan het linker. Hóórt hij uitmuntend? Ja? Dan is zulks geen bezwaarnis. … Ik ben, denkelijk, tevreden. Ei, ik vergeet nog iet. Lóópt hij bekwamelijk?
— Lóópen, Mijn-Heer Pastoor? Dràven bedoelt gij. Hij draaft in één asem van Brugge naar Sluys!
— Héé, dat is spijtig, verklaarde Pastoor Poncke ontgoocheld. — Wat moet ik in Sluys doen! Neen, alsdan kan ik hem niet gebruiken.
bladzijde 204-205