Een roomtaart gelijk een toren wierd op tafel geplaatst en aangesneden.
— Ha, mijn vriend!, wendde Pastoor Poncke zich tot den dienaar, die hem op een wenk van den Baljuw den voorrank schonk der afname, — ha, ik prefereer dìt stuk en ik ben u erkentelijk. Pastoor Poncke had het grootste stuk uitverkoren ….
Mijn-Heer Spiessens, wraakzuchtig, fluisterde vinnig:
— Maar Eerwaarde, gij bezoedelt de gunst van den voorrang door u het machtigst part toe te eigenen!
— Gij zegt? O!… Hoè had ik ànders moeten handelen, Mijn-Heer Spiessens?
— Het kleinste part prefereeren, zegt mij mijn geweten… …
— … Maar… wat hebt gìj op uw schaalke, Mijn-Heer?
— Het geringste.
— Héé, wat laakt gij mìj dan? Gij hebt toch uw goesting geoogst, Mijn-Heer Spiessens?