Spijziging

De boeren van het omme nu vergaten het tweede der Tien Geboden: pleeg barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij beminnen en Mijne geboden onderhouden… De boeren, vrienden, pleegden puur barmhartigheid aan zichzelve. Toen peinsde ik: Paap Poncke, gord u aan ten heiligen roof, want gij vermoogt het, ’laas niet gelijk de Heer Jezus met vijf brooden vijfhonderd man te spijzigen… Waarom lacht ge, doorluchtige kapitein?

— Het waren er vijf duizend!, grinnikte de een-oogige lijze.

— Sst!, beaamde Pastoor Poncke haastig, en zich naar hem toebuigend: — Niet zoo luid, uwe onderdanen, aan hunne tronies te bespeuren, gelooven mij amper de vijfhonderd… (en hij vervolgde onverstoorbaar:) — …omtrent vijfhonderd man spijzigde.

bladzijde 173-174